Tag archieven: yeats w.b.

P 13 – Medaille Hildo Krop – Steenwijk

Hildo Krop Museum, Steenwijk

1959

terracotta,  8,3 cm

In 1959 maakte Hildo Krop een penning van terracotta met een zelfportret. Hij beeldde zich af getooid met zijn karakteristieke petje, een vilten hoed waar hij deels de randen van had afgeknipt. Dit was zijn vaste hoofddeksel als hij aan het hakken was in zijn atelier. Dit petje bevindt zich overigens in de collectie van het Hildo Krop Museum.

Deze penning werd door Krop geschonken aan een aantal mensen die er voor hadden gezorgd, dat ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag, vijf bronzen afgietsels van de door hem gemaakte maskers, konden worden aangekocht. Deze vijf maskers zouden worden geplaatst in de Stadsschouwburg in Amsterdam. De maskers waren in 1922 door Krop ontworpen voor ‘Vrouwe Emers groote strijd’, een Nederlandse bewerking van een Keltisch toneeldrama van de Ierse dichter en toneelschrijver W.B. Yeats (Ma 2).

Deze penningen waren uitgevoerd in terracotta, op één exemplaar na. Die penning werd geglazuurd uitgevoerd en was bestemd voor de schilder Paul Citroen.

bron: Hildo Krop Penningen, Pieter Jonker/Emmy Lagerweij-Polak, 2014

P 8 – Penning lopende vrouw – Steenwijk

Hildo Krop Museum, Steenwijk

1934

brons,  diameter 8,5 cm

In één van de scenes van het maskerspel ‘Vrouwe Emers groote strijd’ uit 1922, een Nederlandse bewerking van ‘The Only Jealousy of Emer’ van Yeats  (Ma 2), kwam een vrouw voor met een lelie. Haar verschijning sprak Krop dermate aan dat hij haar in 1928 uitbeeldde op één van de veertien gevelstenen die hij maakte voor een villa aan de Apollolaan (B 74). In 1934 gebruikte hij het motief nog een keer, nu op een penning. Van deze eenzijdige penning bestaan twee versies: één met een Nederlands en één met een Latijns randschrift.

De Nederlandse tekst is hetzelfde als het randschrift dat Krop later plaatste op een niet-uitgevoerde penning voor illegale werkers (P 11). Deze tekst luidde: ‘Voor het verleden soms, voor de toekomst altijd’.

bron: Hildo Krop Penningen, Pieter Jonker/Emmy Lagerweij-Polak, 2014
foto’s: hildo krop museum, steenwijk

Ma 2 – Vijf maskers – Vrouwe Emers groote strijd

brons: oorspronkelijk Stadschouwburg, Amsterdam,
na diefstal Sidhevrouw (vier resterende) Rijksmuseum, Amsterdam
gips: Hildo Krop Museum, Steenwijk

1922

Sidhevrouw Fand

Cuchulain – Emer – Eithne Inguba – Bricriu

26/ 29/ 39/ 26/ 34 cm

‘Vrouwe Emers groote strijd’, een Nederlandse bewerking van een Keltisch toneeldrama van de Ierse dichter en toneelschrijver W.B. Yeats, ging onder regie van Albert van Dalsum in première  op 2 april 1922 in de Hollandsche Schouwburg  in Amsterdam. De pers had zijn reserves bij de voorstelling, maar reageerde wel enthousiast op de vijf maskers die Hildo Krop voor de voorstelling had gemaakt.
Het Keltisch drama van Yeats is niet zo eenvoudig. De handeling  voltrekt zich rond het lichaam van Cuchulain. Drie vrouwen spelen daarbij een rol: de echtgenote Emer, zijn minnares Eithne Inguba en Fand, een vertegenwoordigster van de Side vrouw, een volk dat op de bodem van de zee leeft. Cuchulain is niet dood, maar zijn ziel bevindt zich, na een gevecht met bovennatuurlijke wezens, elders.  Het lukt Emer niet zijn ziel terug te roepen. Ook de pogingen van Eithne Inguba hebben geen succes. Dan verschijnt Bricriu ten tonele, de God van disharmonie, die de geest van Cuchulain tijdelijk overneemt. Hij laat Emer zien hoe Cuchulain wordt meegelokt door de verleidelijke dansende Sidhevrouw Fand. Fand zal alleen Cuchulain laten gaan als Emer de hoop opgeeft dat Cuchulain ooit nog bij haar terugkeert. Wanneer zij dat doet herleeft Cuchulain inderdaad. Hij vertrekt zonder aarzeling met zijn minnares, Eithne Inguba.

cast/medewerkers Vrouwe Emers groote strijd, 1922
rechtsboven Albert van Dalsum – linksonder Lili Green

Krop liet zich bij het maken van de vijf maskers voor Vrouwe Emer vooral inspireren door het bewegelijke karakter en de mogelijkheden van de Japanse Noh-maskers. De maskers zijn sterk gestileerd, maar geven de personages  wel een duidelijke karakteristiek.
Krop maskers werden al snel de best denkbare, moderne toneelmaskers genoemd. In 1929 kregen ze dan ook een tweede leven. Yeats kreeg foto’s van de maskers onder ogen. Bij de oorspronkelijke theaterproductie van Yeats, met de titel ‘The only Jealousy of Emer’, bestemd voor voorstellingen in kleine zaaltjes, waren de spelers uitgerust met simpele maskers. Krops maskers daar en tegen waren expressievol en voor een schouwburg ontworpen. Yeats was zeer enthousiast en vroeg Krop of hij de maskers zou kunnen lenen. Hij wilde de maskers gebruiken voor een nieuwe productie. De dichter werkte het stuk om tot een drama in proza, dat hij de titel gaf ‘Fighting the Waves’. Het geheel werd begeleid met speciaal voor het stuk gecomponeerde muziek van de Amerikaanse componist George Antheil. De première  vond plaats op 21 augustus 1929 in het Abbey Theatre in Dublin. Yeats droeg zijn bewerking op aan Krop.

Fighting the waves in het Abbey Theatre, Dublin – 1929

De maskers werden helaas nooit teruggestuurd naar Nederland. In 1951 gingen ze verloren bij een brand in het Abbey Theatre. Gelukkig heeft Krop deze maskers ook in brons laten afgieten. Deze koppen waren voor het eerst te zien bij een overzicht van het oeuvre van Krop bij de Amsterdamse kunsthandel De Boer. In 1959 werden ze, bij de vijfenzeventigste verjaardag van Krop geschonken aan de stad Amsterdam. Ze werden geplaatst in de Stadschouwburg. Nadat de bronzen Sidhevrouw bij een inbraak in juni 2000 werd ontvreemd werden de vier resterende beelden overgebracht naar het depot van het Amsterdam museum. Tegenwoordig hebben ze een plaats op de afdeling Moderne kunst van het Rijksmuseum. De originele gipsen maskers bevinden zich in de collectie van het Hildo Krop Museum in Steenwijk.

De maskers worden beschouwd als een van de hoogtepunten in het oeuvre van Hildo Krop.

foto’s: Hildo Krop, Dans- en Toneelmaskers, ICK, Steenwijk, 2010

bronnen: Hildo Krop, Dans- en Toneelmaskers, ICK, Steenwijk, 2010
Dans- en toneelmaskers van Hildo Krop, Jong Holland, 1988

B 74 – Villa – Amsterdam

Apollolaan 1, Amsterdam

1928

hoeksteen - foto: loek van vlerken 11.08.2017faun met harmonika en teckel - foto: loek van vlerken 11.08.2017vrouw met ster - foto: loek van vlerken 11.08.2017
wezel - foto: loek van vlerken 14.02.2012
vrouw met hoed - foto: loek van vlerken 14.02.2012 vos - foto: loek van vlerken 14.02.2012  bok - foto: loek van vlerken 14.02.2012boogschutter - foto: loek van vlerken 09.03.2011  reiger - foto: loek van vlerken 14.02.2012 paard met ster - foto: loek van vlerken 14.02.2011  roofvogel met ster - foto: loek van vlerken 06.03.2012   man met opgeheven handen - foto: loek van vlerken 09.03.2011
Veertien gevelstenen:
1. faun met harmonica en teckel
2. vrouw met ster
3. wezel
4. vrouw met kelkbloem
5. vos
6. bok
7. boogschutter
8. reiger
9. bloem
10. slang
11. kelkbloem
12. paard met ster
13. roofvogel met ster
14. man met opgeheven handen, vogel en bloemen

Franse kalksteen, 60 cm

architect: F.A. den Tex

gevel apollolaan 1 - foto: loek van vlerken 14.02.2012 gevel apollolaan 1 - foto: loek van vlerken 09.03.2011  gevel apollolaan 1 - foto: loek van vlerken 09.03.2011
hildo krop - foto: hildo krop museum
foto: Hildo Krop Museum, Steenwijk

hoeksteen - foto: loek van vlerken 11.08.2017

Deze villa aan de Apollolaan 1 uit 1928 van de architect W.A. den Tex, wordt gekenmerkt door veel authentieke stijlkenmerken. In een van de slaapkamers bevindt zich een raam ontworpen door Gerrit Rietveld. De veertien gevelstenen zijn ontworpen en gebeeldhouwd door Hildo Krop. De vorm van de stenen is geïnspireerd op de bewerkte kubussen, die de architect Den Tex in India had gezien. Krop heeft de architect De Tex op een bijzondere manier willen vereeuwigen door hem onder de prominente faun als teckel af te beelden. Ook de opzichter van de bouw, Van Wezel, kreeg een afbeelding: een wezel. Krop hakte de beelden rechtstreeks in de steen, waardoor de gevelstenen gaandeweg ontstonden (taille directe).

teckel - foto: loek van vlerken 27.07.2011

In één van de scenes van The only Jealousy of Emer van Yeats, een maskerspel dat in 1922 in Amsterdam onder leiding van Albert van Dalsum was opgevoerd en waarvoor Hildo Krop de maskers had ontworpen (Ma 2), kwam een vrouw voor met een lelie. Haar verschijning sprak Krop zo aan dat hij haar in 1928 uitbeeldde op één van de 14 gevelstenen voor de villa aan de Apollolaan. Omdat Krop deze reliëfs ’taille directe’ hakte, bleek dat de bloem ten opzichte van de hand niet de juiste verhouding had, zodat de kelkbloem hier meer op een hoed lijkt.  In 1934 gebruikte hij dit motief nog een keer, dit keer op een bronzen penning (P 8).

vrouw met kelkbloem - foto links: loek van vlerken-foto rechts: hildo krop museum

bron: Hildo Krop Penningen, Pieter Jonker/Emmy Lagerweij-Polak