B 48 – Trappijler – Amsterdam

Valeriusterras 4, Amsterdam

1924-25

gedeeltelijk gepolychromeerd teakhout, 62 cm

architect: G.J. Rutgers (verbouwing H.A.J. Baanders)

Hildo Krop maakte dit gepolychromeerde teakhouten houtsnijwerk speciaal voor zijn vriend Herman Baanders die in 1925 met zijn gezin in dit luxe appartement van ca. 250 m2 ging wonen. Baanders realiseerde met gebruik van de originele bouwtekeningen van zijn collega-architect G.J. Rutgers een ingrijpende verbouwing.

Voor het vernieuwde trappenhuis maakte Krop een trappijler met reliëfs aan vier zijden. Hij sneed dier-, mens- en plantmotieven in elkaar verstrengeld. Ook hier is weer het Pan-verhaal van de dichter Herman Gorter verbeeld. De faun, in gepeins verzonken en zittend in een natuuromgeving. Daarboven de arbeider, dit keer een landarbeider met een schoof korenaren in de hand. Het is de faun die de arbeider vertelt dat ze ten strijde moet trekken tegen het kapitaal. Door Krop wordt dit subtiel verbeeld door de roofvogel die met zijn klauw de slang (het kapitaal) te grazen neemt. Ook de raaf en de vos, naar de fabel van La Fontaine gebruikte Krop als waarschuwing tegen het kapitalisme. De sluwe vos die het stuk kaas van de arme raaf afhandig weet te maken, door Krop vertaald als: het kapitaal weet altijd wel een manier om de arbeider onder de duim te houden.

Tevens maakte Krop voor het trappenhuis vijf teakhouten trapleuninkjes met fantasiefiguren, onder meer  met  afbeeldingen  van een roofvogelkop, een rund en een slang.