B 61 – Uitbreiding Scheepvaarthuis – Amsterdam

Buiten Bantammerstraat, Amsterdam

1926

a. 5 consolekoppen:
1. Schouten (Buiten Bantammerstraat)
2. Johan Maurits van Nassau (Prins Hendrikkade)
3. Rumphius (Prins Hendrikkade)
4. Mercator (Binnenkant)
5. Rijklof van Goens (Binnenkant)
dioriet, 36 cm

b. ingangsversiering Binnenkant 7:
vissen en zeilschepen
graniet, 30 cm

c. plintversiering aan zijde Binnenkant:
letters: ’T SCHEEPVAARTHUIS
plintversiering aan de Buiten Bantammerstraat:
letters:  AN1926NO  (anno 1926)
graniet 53/21 cm

d. Fortuna en Neptunus op consoles aan de Buiten Bantammerstraat
lood (beelden) / donkergrijs geschilderd hout (consoles)
82/47 cm


uitbreiding Scheepvaarthuis januari 1927 – foto: archief Hildo Krop Museum

Al bij de bouw van het eerste deel van het Scheepvaarthuis (zie hiervoor B3) kwam men tot de conclusie dat bij de oplevering van het pand er al ruimtegebrek zou ontstaan. Daarom werd nog tijdens de bouw besloten om kort na de voltooiing een tweede deel op te laten trekken. Om kleur- en maatafwijkingen in de bouwmaterialen te voorkomen werden voor beide bouwfases de benodigde stenen tegelijkertijd gebakken. Dit gold ook voor de terracotta bouwsculpturen met de symbolen van de verschillende scheepvaartmaatschappijen, alsmede voor de stuurman en matroos.
Deze tweede bouwfase vond plaats tussen 1926 en 1928 en strekte zich uit tot aan de Buiten Bantammerstraat. Zowel Hendrik van den Eijnde als Hildo Krop werden opnieuw uitgenodigd het beeldhouwwerk uit te voeren. Zoals gezegd lag veel bouwmateriaal al klaar om gebruikt te worden. Dit was echter niet het geval met de natuurstenen beeldhouwwerken, zoals bijvoorbeeld de consoleportretten van de ‘grootheden uit de Nederlandse welvaart’.
Voor deze tweede fase hakte Krop 5 van de in totaal 14 koppen: Schouten, Johan Maurits van Nassau, Rumphius, Mercator  en  Rijklof van Goens.


Schouten, Van Nassau, Rumphius, Mercator, Van Goens

Vooral aan deze consolekoppen is te zien hoe sterk Krop zich in de afgelopen tien / dertien jaar had ontwikkeld. De kop van Usselinx uit 1916 is vrij oppervlakkig gehakt, die van Mercator van 1926 heeft veel meer detail en zeggingskracht.Usselinx (1916) en Mercator (1926)

Ook aan de gevel van dit deel van het pand hakte Krop de plintversiering en de letters ’t Scheepvaarthuis’.

Voor de ingangsversiering Binnenkant 7 maakte Krop een variant op de eerder gemaakte school vissen. Hier werden het walvissen en zeilschepen.

Ten opzichte van het ritmische gevelpatroon aan de Prins Hendrikkade en de Binnenkant ontstond er aan de Buiten Bantammerstraat een meer gevarieerde gevelwand met beeltenissen van Van den Broecke en Coen naar ontwerp van  Van der Eijnde. Van Krop zijn de loden beelden Fortuna en Neptunus op grijs geschilderde houten consoles aan deze gevel.

Ook van Krops’ hand is weer het natuurstenen plintgedeelte, dit keer met de tekst ‘AN1926NO’ en de afbeeldingen van het Kasteel van Amstel en de wereldzeeën.

kasteel van amstel - foto: loek van vlerken 04.11.2017Kasteel van Amstel

werelszeeen - foto: loek van vlerken 04.11.2017wereldzeeën

Ook het beeldhouwwerk  ‘de kop van Neptunus’  aan de ingang van de ruimte aan de Buiten Bantammerstraat is vrijwel zeker van Hildo Krop.
Zie hiervoor bij: toegeschreven aan Krop (B61a) 


Ook aan de top van deze gevel zijn nog Hildo Krop sculpturen te zien. Zie hiervoor: B 61b en B 61c

bronnen:
‘Het Scheepvaarthuis, een schepping van de bijna vergeten architect J.M. van der Meij’ – F. van Sloteren, Ons Amsterdam, mei 1985 jrg. 37 nr.5;
‘Van der Mey en het Scheepvaarthuis’ – Boterenbraad/Prang, 1989;
‘joan melchior van der meij – architect’ – Michiel Kruidenier/Paul Smeets, nai010,   2014.