Noorder Amstelkanaal, Stadionweg/Hobbemakade, Amsterdam
1926-27
4 brugversieringen aan de uiteinden van de leuningen:
1. bol met sterren en watermonster met grote kop leunend tegen bol en faun met mandoline
2. bol met sterren en watermonster met grote kop leunend tegen bol en faun met harmonica
graniet, 80 cm
3. pyloon waarvoor wijdbeens staande man met roofvogel
4. pyloon waarvoor staande vrouw met roofvogel
graniet, 3. 124 cm; 4. 125 cm
2 pijlerbekroningen:
elk met twee slangenkopjes
graniet, afmeting onbekend
architect: Piet Kramer
Een subtiele manier van samenwerking tussen brugleuning en beeldhouwwerk is te zien aan deze brug over het Noorder Amstelkanaal. Aan de bovenzijde van de pijler zijn twee slangenkopjes te zien, maar als je een paar stappen naar achteren zet, zie je dat de kopjes de ogen van een watermonster zijn geworden en de smeedijzeren krullen van de leuning een soort mond (of snor). Aan de noord-west kant van de brug staan twee musicerende fauntjes tegen grote bollen geleund, één met trekharmonica en één met een mandoline. Rond beide bollen bevindt zich een watermonster die zijn staart rond de bol hebben geslingerd. Dit watermonster gebruikte Krop eerder bij zijn faunfiguur aan de nieuwe vleugel van het raadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal (B38). Aan de overzijde van de brug plaatste Krop een man en een vrouw, beide met open handen (open en positief gebaar) en een gestileerde roofvogel (waakzaamheid).