Tag archieven: wiessing h.p.l.

V 80 – Doodsportret Erich Wichman – Utrecht / Steenwijk

1929

doodsportret erich wichman terracotta 1 - foto loek van vlerken 26.03.2018

1 ex. terracotta, 1 ex. brons, 14 x 39 x 43 cm

terracotta: Hildo Krop Museum, Steenwijk
brons: Centraal Museum, Utrecht

Van de overleden Erich Wichman (1890-1929) maakte Hildo Krop een doodsportret in terracotta en brons. In het bijzonder het gedrag van deze in Utrecht geboren Wichman zorgde er voor dat deze beeldende kunstenaar en begaafde literator/polemist bij zijn leven al een legende was. Hij kleedde zich als een dandy, verheerlijkte het alcoholisme als levensstijl en beschimpte in zijn spotschriften zo ongeveer alles en iedereen. Na zijn dood raakte Wichman, vanwege zijn betoonde sympathie voor het fascisme van Mussolini, zeer omstreden. De nog uit de begintijd van De Kring daterende vriendschap tussen Wichman en Krop was kennelijk zo sterk dat de antifascist Krop dit maar op de koop toe nam. Bovendien was men in kunstkringen gedurende de jaren twintig, politiek gezien, niet zo gepolariseerd als tegenwoordig.  Nederland was een sterk religieus en politiek verzuilde maatschappij waarin men gewend was elkaar zoveel mogelijk met rust te laten. Kunstenaars waren veeleer geneigd elkaar te helpen. Pas ná de machtsovername van Hitler in 1933, verhardden de politieke standpunten zich onder kunstenaars, ook in Nederland.
Krop en Wichman exposeerden samen in 1916 in de Haagse Kunstzaal d’Audretsch van Krops zwager Herman d’Audretsch, ook hadden zij gelijktijdige werkzaamheden aan het Nederlandse Paviljoen op de ‘Art Déco’ tentoonstelling van 1925 in Parijs. Maar Krops doodsportret van Wichman is niet zomaar ontstaan als een werk uit ‘vriendschappelijke collegialiteit’. Het was de ‘linkse’ Amsterdamse uitgever en journalist Henri Wiessing die de verbindende factor was tussen Krop en Wichman. Wiessing was aanvankelijk de directeur van De Amsterdammer, tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij dat van de zeer linkse afsplitsing daarvan, het weekblad de Nieuwe Groene Amsterdammer. Vanaf begin 1918 was hij uitgever van het tijdschrift Wendingen. In het ‘Houtsnijdersnummer’ (1919) van dit tijdschrift publiceerden zowel Wichman als Krop grafisch werk. Ná 1921 werd Wiessing een soort zaakwaarnemer van Wichman. Onder het pseudoniem Van den Eeckhout schreef Wiessing regelmatig over moderne Nederlandse beeldhouwkunst in Architectura  en publiceerde in 1925 een interview met Krop.
Zo wonderlijk is het dus niet dat Wiessing begin januari 1929 met  Krop telefoneerde om hem op de hoogte te brengen dat Wichman op nieuwjaarsochtend was overleden. Tevens vroeg hij Krop of hij een doodsportret van Wichman wilde maken. “Hij ligt daar maar en straks is hij weg…” Krop kon heel hard werken, maar in een of twee dagen een gelijkend doods/herinneringsportret van iemand maken was te veel gevraagd. Wiessing heeft toen een anoniem gebleven fotograaf gevraagd de overledene op diens doodsbed te fotograferen. Deze foto diende als boetseervoorbeeld voor het levensgrote bronzen portret: de houding is immers identiek. Overigens zal Krop het portret hoogst waarschijnlijk niet voor niets hebben gemaakt, maar wie hem er voor betaalde is niet bekend.

bronnen:
Hildo Krop Portretten, Wim Heij, 2011;
Reactie op Bezoekersvragen, Nieuwsbrief Hildo Krop Museum nr. 23, Frans van Burkom, december 2019

Mo 37 – Ontwerp Churchill Monument – Steenwijk

Hildo Krop Museum,  Steenwijk

1949

churchill - foto: loek van vlerken 28.08.2017
Churchill
gips, 45 cm

'aan churchill' - foto: loek van vlerken 28.08.2017
“Aan Churchill”
freedom of fear - vrouw met kind - foto: loek van vlerken 28.08.2017
Freedom of Fear
freedom of religion - wandelende jood - foto: loek van vlerken 28.08.2017

Freedom of Religion
freedom of speech - vrouw aan martelpaal - foto: loek van vlerken 28.08.2017
Freedom of Speech
freedom of want - zwangere vrouw - foto: loek van vlerken 28.08.2017

Freedom of Want
herstel van het land - man helpt ander opstaan - foto: loek van vlerken 28.08.2017
Het herstel van het land

Aardewerk met monochroom glazuur met doorschijnende gloed van rode terracotta, 15,5/10/11,5/11,5/11,5/10 cm

ontwerp churchill-monument - foto: lagerweij-polak
foto: lagerweij-polak

Beeld van Churchill op zuil geplaatst waar omheen vijf beeldengroepen
1. Freedom of fear
2. Freedom of religion
3. Freedom of speech
4. Freedom of want
5. Het herstel van het land

Het monument was gedacht in natuursteen, de beeldengroepen in brons, de hoogte zou ca. 12 meter bedragen.
Niet uitgevoerd.

Hildo Krop was als commissielid betrokken bij de oprichting in 1947 van het Nationale Monument op de Dam in Amsterdam. Krop steunde daarbij het idee dat de opdracht voor dit gedenkteken naar John Rädecker ging, waarvoor J.J.P. Oud de architectuur ontwierp. De voorgang van dat project verliep echter dermate traag dat twee mede-commissieleden, de Rotterdamse havenbaron D.G. van Beuningen en de textielfabrikant G.J. van Heek een oud plan voor een Churchill-monument uit 1945 van stal haalden. Van Beuningen en Van Heek, die zich garant stelden voor de volledige stichtingkosten, verzochten Krop twee ontwerpen te maken voor dit gedenkteken. Het gedenkteken zou geplaatst moeten worden in Rotterdam, de stad die zo zwaar door de oorlog was getroffen. Het gemeente bestuur van Rotterdam stemde in met dit voornemen en wees als locatie het Hofplein aan. Krop accepteerde de opdracht, maar werd daarvoor – zij het zonder naam of toenaam – scherp aangevallen door de journalist H.P.L. Wiessing, een orthodox communist die Churchill zag als een kapitalist die al vroeg had gewaarschuwd tegen de agressie van Rusland.
Krop maakte voor het monument verschillende schetsen. Uiteraard moest er een beeld komen van Churchill zelf, geplaatst op een twaalf meter hoge zuil. Daar omheen vier figuren die de rechten van de mens uit het Atlantic Charter van 14 augustus 1941 symboliseerden (freedom of fear, freedom of religion, freedom of speech en freedom of want). Ook was er een beeldengroep ontworpen die ‘het herstel van het land’ moest verbeelden. Aanvankelijk werkte Krop enthousiast aan deze opdracht, maar bij de uitwerking van de figuren, die de leuzen van het Atlantic Charter moesten verbeelden, raakte hij aan het twijfelen. Op 6 november 1949 schreef hij Van Beuningen dat hij in de knoop zat met de opdracht: “Ik heb altijd in gedachten gehad dat het monument moest dienen om Churchill te huldigen voor zijn houding gedurende de oorlog. Ik heb de grootste waardering voor Churchill tijdens de oorlogsjaren. Zijn houding na de oorlog heeft niet mijn onverdeeld enthousiasme en ik heb de indruk dat wij daar in waardering
verschillen …”. Krop vreesde, dat zijn interpretatie van de figuren van het Atlantic Charter een kritiek zouden kunnen inhouden op de na-oorlogse politiek van Churchill. Hij wilde graag aan de opdracht voldoen, maar “zonder de hand te lichten met zijn inzichten of zonder oneerlijk te worden in zijn werk en tegenover zijn opdrachtgever”. Van Beuningen antwoordde Krop dat deze het monument volgens eigen inzichten mocht ontwerpen.
Uiteindelijk ging het hele plan niet door. Churchill zelf deelde Van Beuningen mee dat er naar zijn mening geen monumenten ter ere van nog levende personen behoorden te worden opgericht. Aanvankelijk dacht men dat dit geheel Churchill’s eigen visie was, maar het verhaal ligt iets genuanceerder. De Telegraaf van 24 december 1953 onthulde hoe Churchill tot zijn besluit kwam:

” … Midden october (1949 red.) stelde men Winston Churchill in passende bewoordingen op de hoogte van de plannen, daar men van mening was, zonder diens toestemming het monument niet te kunnen oprichten. Churchill antwoordde prompt, dat hij het plan in overweging had genomen en dat hij spoedig nader zou berichten. Maar die berichten lieten op zich wachten. Toen men eind november nog steeds geen antwoord had ontvangen, schreef de heer Van Beuningen om inlichtingen aan Churchill’s privé-secretaris”.

Het bleek dat Churchill het verzoek “voor advies” aan het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken had doorgezonden. De Nederlandse regering had al eerder laten weten dat men niet enthousiast was over het Churchill-monument, omdat het de plannen voor een Nationaal Monument (op de Dam in Amsterdam) zou doorkruisen. Zodoende had de regering het besluit genomen Churchill mee te delen “dat het in Nederland geen gewoonte is om voor nog in leven zijnde personen een monument te vervaardigen of op te richten”. Dit advies nam Churchill klakkeloos over.

In het Hildo Krop Museum te Steenwijk is nog iets te zien van dit monument (in wording). Twee schetsen van Churchill en kleine, polychrome geglazuurde schetsen van verschillende onderdelen van het monument (zie boven).

De schetsen 2 en 4 heeft Krop in 1950/51 uitgewerkt tot twee beelden: resp. ‘Wandelende Jood’ (V149) en ‘Zwangere vrouw’ (V148). Van de beelden zijn elk twee exemplaren in brons gegoten (beide 43 cm).

Zie ook: Monument voor de Onbekende Politieke Gevangene (Mo 42)

bron: De Telegraaf, 24.12.1953

Mo 51 – Grafmonument Mr. C.A. Wiessing – Driehuis

Begraafplaats Westerveld,
Duin en Kruidbergweg 2-6, Driehuis

1957

grafmonument mr. c.a. wiessing - foto: loek van vlerken 12.01.2014 grafmonument mr. c.a. wiessing - foto: loek van vlerken 12.01.2014 grafmonument mr. c.a. wiessing - foto: loek van vlerken 12.01.2014
reliëf op grafmonument

Franse kalksteen, 144 cm (zerk), 43,5 cm (doorsnede reliëf)

Hildo Krop maakte voor het graf van Kees Wiessing een reliëf voorstellende een man die  vogels voert en banderol met tekst:
ELCK’T SYNE

op onderzijde monument staat de tekst:
MR.C.A WIESSING
*30 JULI 1879
18 MAART 1957 +

C.A. (Kees) Wiessing was directeur van BUMA en voorzitter van de Stichting Nederlandse Muziekbelangen. Samen met dr. Reeser (rijksadviseur voor muziek) richtte hij de Stichting Donemus (Documentatie in Nederland voor Muziek) op. Hij was de broer van de Amsterdamse uitgever en journalist H.P.L. (Henri) Wiessing (1878-1961), met wie Krop goede contacten onderhield.